Ondersteuning en zorg

Op de Clipper staat de ontwikkeling van het kind centraal. Ondersteuning richt zich op de zelfstandige ontwikkeling waarbij rekening wordt gehouden met het unieke tempo in de ontwikkeling en gebaseerd op de onderwijsbehoeften van het kind.

Het onderwijsteam stimuleert de leerrijke omgeving en biedt veiligheid, zodat kinderen zowel cognitief als sociaal-emotioneel kunnen groeien.

Door een focus te hebben op diversiteit en op weg te gaan naar inclusief onderwijs krijgt elk kind de kans om zich optimaal te ontwikkelen, in een omgeving die respect en ondersteuning biedt.

In dit beleidsdocument staat beschreven hoe de ondersteuning op de Clipper wordt vorm gegeven en welke weg we bewandelen richting inclusief onderwijs. Stichting BOOR ondersteunt en onderschrijft deze weg. De uitdaging om dit financieel mogelijk te maken en de juiste expertise in school te hebben, is een gespreksonderwerp vanuit de schoolleiding en de interne begeleiding.

Alle betrokkenen in en om de school kunnen op deze manier een helder beeld krijgen van wat de Clipper te bieden heeft, waar de mogelijkheden liggen en waar onze grenzen momenteel nog zijn. Dat is geen statisch geheel. Samen met stichting BOOR en samenwerkingsverband PPO zoeken we naar de juiste weg richting inclusief onderwijs.

Het schoolondersteuningsprofiel (SOP), de aanwezige kwaliteitskaarten en het onderwijsplan geven samen met dit document een compleet beeld over de werkwijze en afspraken binnen de school. In het kader van het verbetertraject zijn er keuzes gemaakt in de bedrijfsvoering; minder schoolleiding, minder interne begeleiding. Hierdoor zijn er extra faciliteiten gerealiseerd zoals de Klusklas voor uitstroom praktijkgericht V.O. en de Junior Einsteinsclub voor uistroom naar VWO/Gymnasium en er is gekozen voor meer ondersteuners in de midden- en bovenbouw.

De school heeft een brugfunctionaris aangesteld vanuit subsidie i.s.m. Team Toekomst. Tevens diverse specialisten taal, rekenen, burgerschap en bewegend leren. Vanuit de subsidie versterking schoolleiding is dit mogelijk gemaakt. Wij kiezen voor ondersteuning en zorg om de leerkrachten en ondersteuners service te verlenen.

De PPO contactpersoon is sinds dit schooljaar elke week fysiek op school aanwezig.

André Lammers directeur a.i.
Danijela Borjanin begeleidingsteam stichting BOOR
Annelies Leijdekkers, intern begeleider


1 Zorgniveaus

Om elk kind optimaal te kunnen ondersteunen in de ontwikkeling, wordt er gewerkt met  zorgniveaus. Dit biedt een gestructureerde richting voor de leerkrachten en een duidelijke aanpak om de juiste begeleiding te bieden die zo optimaal mogelijk is afgestemd op de specifieke behoeften van het kind. Niet ieder kind ontwikkelt zich in hetzelfde tempo of op dezelfde manier. Zorgniveaus helpen ons om tijdig in te spelen op individuele uitdagingen. Door te werken met deze niveaus kunnen we de zorg effectief differentiëren; van basisondersteuning tot intensieve begeleiding. Wij zorgen er zo goed mogelijk voor dat elk kind de aandacht krijgt die het nodig heeft om zich binnen een veilige en stimulerende omgeving te ontwikkelen.

Onze zorgstructuur bestaat uit 5 niveaus van zorg.

Niveau 1: Algemene preventieve zorg in de groep. Het dagelijks handelen van de leerkracht in drie niveaugroepen: basisinstructie, verlengde instructie, verkorte instructie.

Niveau 2: Extra zorg in de groep. Specifieke aanpassingen binnen het eigen groepsverband. Bijvoorbeeld compacten,  verrijken en extra oefenstof vanuit de methode en bij Montessori-methodieken.

Niveau 3: Speciale zorg in overleg met de intern begeleider. Specifieke aanpassingen binnen het eigen groepsverband, overleg met interne deskundigen en/of eventueel gebruik makend van consultaties van externe deskundigen. Wanneer deze zorg buiten de basisondersteuning valt, wordt er ook een ontwikkelingsperspectief (OPP) gemaakt waarin deze specifieke zorg staat beschreven. Het OPP wordt tussentijds gemonitord door de leerkracht en intern begeleider. Eén keer per jaar wordt het OPP geëvalueerd met ouders en kind (afhankelijk van de leeftijd).

Niveau 4: Speciale zorg in overleg met externe deskundigen. De zorg wordt vormgegeven in een arrangement dat op maat vastgesteld is in een ontwikkelingsperspectief (OPP). Het OPP wordt in dit niveau twee keer per jaar geëvalueerd met ouders, het kind (afhankelijk van de leeftijd) en de externe deskundige.

Niveau 5: Verwijzing (Speciaal Basisonderwijs of Speciaal Onderwijs)

2. Basisondersteuning

2.1 Opbrengstgericht werken in 4D

Op de Clipper werken wij conform beleid stichting BOOR opbrengstgericht volgens de 4D-systematiek. Dit betekent dat we een gestructureerde aanpak hanteren die bestaat uit vier stappen: Data, Duiden, Doelen en Doen.

DATA We verzamelen verschillende soorten betrouwbare data om een volledig beeld te krijgen van de prestaties van de kinderen. Dit omvat onder meer toetsresultaten uit IEP, observaties in de klas en feedback van ouders en uit het onderwijsteam. Door deze data te verzamelen kunnen we objectief evalueren waar de kinderen staan en welke ontwikkelingsgebieden verbeterd kunnen worden.

DUIDEN Vervolgens gaan we over tot het duiden van deze data. We analyseren de resultaten grondig om patronen, trends en eventuele hiaten te identificeren. Deze analyse stelt ons in staat om te begrijpen welke factoren van invloed zijn op de prestaties van onze kinderen en waar we mogelijk onze aanpak moeten aanpassen.

DOELEN Op basis van onze duiding formuleren we concrete doelen die we willen bereiken. Deze doelen zijn specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdgebonden (SMART). Door heldere doelen te stellen weten we waar we naar toe werken en kunnen we onze voortgang nauwkeurig monitoren.

DOEN Tenslotte gaan we over tot het doen. We implementeren gerichte interventies en onderwijsstrategieën om onze doelen te bereiken. Dit varieert van differentiatie in de klas tot het aanbieden van remedial teaching of het inzetten van specifieke programma’s of materialen. Door regelmatig te evalueren en bij te sturen, zorgen we er voor dat onze aanpak effectief is en dat al de kinderen de kans krijgen om hun volledige potentieel waar te maken.

Door consequent te werken volgens de 4D-systematiek, streven we ernaar om de leerresultaten van al onze kinderen volgens de verwachtingen te realiseren en te zorgen voor een inclusieve en ondersteunende leeromgeving waarin iedereen kan ontwikkelen.

2.2 Differentiatie

Alle leerkrachten maken wekelijks een didactisch ontwerp; een korte omschrijving per lesdag. Er wordt gehandeld vanuit doelen. Differentiatie is schoolbreed en past bij de methodieken en methodes. Dit is de kern van onderwijskwaliteit. Hiermee beschrijft de leerkracht per week hoe zij de kinderen laten leren en op welk niveau ze instructie krijgen en hoe ze moeten werken.

2.3 Grote cyclus

Om de verschillende processen binnen het ondersteuningsaanbod te garanderen, te evalueren en te structureren, wordt er gewerkt met de grote en kleine cyclus van opbrengstgericht werken.

De grote cyclus van opbrengstgericht werken in een Montessorigroep richt zich op het strategisch verbeteren van het onderwijs op school- en klasniveau, waarbij lange termijn doelen centraal staan.

Deze cyclus bestaat uit vier fasen, die de Montessoriprincipes van individuele ontwikkeling en zelfstandigheid versterken:

  1. Visie en Doelen Stellen: Op schoolniveau zijn er kernwaarden die aansluiten bij de Montessori-theorie waarbij het kind en het natuurlijke ontwikkelingsproces centraal staan. Deze visie vormt de basis voor het formuleren van doelen op langere termijn, bijvoorbeeld het bevorderen van zelfstandigheid, creatief denken en sociale vaardigheden naast cognitieve prestaties.
  • Plannen en Organiseren: In het onderwijsplan is beschreven hoe de inrichting van de leeromgeving is, het materiaal Montessori wordt gebruikt, de inzet van leerkrachten is en welke schoolcultuur we willen. Binnen onze school is het curriculum aangepast om de kinderen de ruimte te geven in het eigen leerproces en daarin te sturen en vrijheid te geven.
  • Uitvoeren en Begeleiden: Het onderwijsplan wordt door de leerkrachten en ondersteuners in de praktijk gebracht. Dit houdt in dat zij de Montessori-methodiek toepassen in hun dagelijkse onderwijs, waarbij kinderen werken aan hun persoonlijke doelen in hun eigen tempo. De leerkracht observeert en begeleidt de kinderen in hun ontwikkeling en biedt waar nodig ondersteuning bij het gebruik van Montessori-materialen. Er wordt gestreefd naar een evenwicht tussen structuur en vrijheid, zodat de kinderen zelfsturend kunnen leren.
  • Evalueren en Bijstellen: De opbrengstenanalyse vormt een cruciaal onderdeel van deze fase. Hierin worden de leerresultaten van de kinderen systematisch geëvalueerd, zowel op het gebied van cognitieve ontwikkeling als op sociaal-emotioneel vlak. Er wordt gebruik gemaakt van toetsresultaten (IEP), observaties, en andere meetinstrumenten die passen bij het Montessorionderwijs. Er wordt geëvalueerd of de lange termijn doelen worden bereikt, zoals zelfstandigheid, samenwerking, en probleemoplossend vermogen, naast cognitieve groei. De bevindingen worden gebruikt om het onderwijsplan bij te stellen en verder te verfijnen.

De analyse omvat 3 vormen van opbrengsten:

Cognitieve opbrengsten: Prestaties op basisvakken zoals rekenen, taal en burgerschap.

Zelfstandigheid: Mate waarin kinderen verantwoordelijkheid nemen voor hun leerproces.

Sociaal-emotionele ontwikkeling: Samenwerking, communicatie en probleemoplossend vermogen binnen de groep.

De grote cyclus zorgt ervoor dat de langetermijnvisie van de school leidend is en gemonitord wordt en  verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. Zo gaat het team elke keer naar een ‘next level’ en hebben we altijd respect voor de individuele ontwikkeling van elk kind en het unieke karakter van het hedendaagse concept Montessori.

2.4 Kleine cyclus

Onze kleine cyclus van opbrengstgericht werken wordt gevolgd op basis van de individuele en zelfstandige leeraanpak van het Montessorionderwijs.

Deze cyclus bestaat uit vier fasen:

  1. Observatie- en gegevensverzameling: De leerkracht observeert de kinderen nauwkeurig tijdens hun werk en activiteiten. In plaats van alleen toetsresultaten, worden ook observaties over de zelfstandigheid, concentratie en interesses van het kind verzameld om een compleet beeld te krijgen van hun ontwikkeling.
  • Analyseren: Op basis van observaties en verzamelde data analyseert de leerkracht waar een kind staat in het eigen leerproces. Dit betreft zowel cognitieve als sociaal-emotionele ontwikkeling. Er wordt gekeken naar de voortgang in zowel individuele taken als groepswerk en hoe het kind zich in de leerrijke omgeving beweegt.
  • Doelen Stellen en Plannen: De leerkracht stelt – in afstemming met het kind – individuele leerdoelen vanuit de onderwijsbehoeften. Hierbij zijn interesses en ontwikkelingsniveau mee genomen. De doelen zijn flexibel en passen binnen de Montessori-aanpak die ruimte biedt voor de eigen beredeneerde keuzes van het kind. Het plan bevat interventies zoals inzet van specifieke materialen, activiteiten of begeleiding die het kind stimuleren in het leerproces.
  • Uitvoeren en Evalueren: Het kind werkt zelfstandig aan de gestelde doelen binnen de voorbereide omgeving, terwijl de leerkracht leidt en begeleidt. Door regelmatig te observeren zoals de theorie van Maria Montessori beschrijft, wordt geëvalueerd of de gekozen aanpak effectief is en worden doelen en plannen bijgesteld. Deze reflectie is cyclisch en individueel gericht.

Deze cyclus zorgt ervoor dat opbrengstgericht werken in een Montessorigroep aansluit bij de unieke benadering van elk kind terwijl er tegelijkertijd aandacht blijft voor het systematisch verbeteren van leerresultaten zonder een robot te hoeven zijn als leerkracht en als kind.

2.5 De groepsbespreking

Op de Clipper vindt drie keer per jaar een groepsbespreking plaats. De groepsbespreking bevordert de samenwerking tussen de leerkracht en de intern begeleider. Dit leidt tot een eenduidige aanpak per bouw en voor de hele school. Dit zorgt voor consistentie in de ondersteuning van de kinderen waardoor er geen tegenstrijdige signalen zijn naar ouders en kinderen. Een goede samenwerking tussen de intern begeleider en de leerkracht zorgt voor een samenhangende aanpak. De groepsbespreking helpt om het onderwijsproces planmatig en systematisch aan te pakken. Door regelmatig de voortgang van de kinderen te bespreken en vast te stellen in Parnassys, wordt het mogelijk om tijdig bij te sturen. Op groeps- bouw- en op individueel niveau. Dit leidt er toe dat we in oplossingen denken en problemen als onze professionele uitdaging zien. Dit leidt automatisch tot onderwijskwaliteit.

2.6 Sociaal-emotioneel functioneren

Eén keer per schooljaar (november) wordt het instrument Hart en Handen van het IEP LVS ingevuld. De uitkomsten uit de vragenlijst worden in de groepsbespreking besproken. Een groepsbespreking over “Hart en Handen” biedt een waardevolle gelegenheid om niet alleen te focussen op cognitieve prestaties en tegelijkertijd te verdiepen in het sociaal-emotionele welzijn van de kinderen. Dit draagt bij aan een gezonde groepsdynamiek en een ondersteunende leeromgeving met de methodiek van KWINK en KWINK BURGERSCHAP. Er wordt besproken welke kinderen extra ondersteuning op sociaal-emotioneel vlak nodig hebben en er worden interventies opgesteld.

2.7 Ontwikkelingsperspectief

Een Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) is vanaf zorgniveau 3 een wettelijk document waarin de school beschrijft welke ondersteuning een kind nodig heeft en wat de verwachte leerresultaten. Het OPP wordt opgesteld in afstemming met ouders en soms met de zienswijze van het kind.

Wanneer krijgt een kind een OPP?

• Passend onderwijs: Een OPP is verplicht voor elk kind die extra ondersteuning nodig heeft die buiten het reguliere aanbod valt. Dit kan gelden voor kinderen met leer- en/of gedragsproblemen.

• Leerachterstand van meer dan 2 jaar: Wanneer een kind structureel een leerachterstand van 2 jaar of meer heeft in één of meerdere vakken, moet de school onderzoeken of een OPP opgesteld moet worden.

• Verwijzing naar speciaal onderwijs: Een OPP is verplicht voor kinderen die door een samenwerkingsverband worden geplaatst in het speciaal (basis)onderwijs.

2.8 Ouders als partners

Ouders zijn onze partners. Zij worden altijd op de hoogte gesteld over de ontwikkeling van hun kind(eren) op school. Dit gebeurt in eerste instantie door de leerkracht waar het kind in de groep zit. Als school vinden wij het belangrijk dat ouders ons op de hoogte houden van wat er speelt bij hun kind(eren). Bij gesprekken tussen leerkracht en ouder over de zorg van een kind wordt door de leerkracht een kort verslag gemaakt in Parnassys. Van de  portfoliogesprekken wordt tevens een korte notitie in Parnassys gemaakt. Alle oudergesprekken staan open in Parnassys voor de ouders.

Over onderstening op schoolniveau worden ouders op de hoogte gehouden door:

  • Nieuwsbrief per maand
  • Weekpraatje per bouw op Parro
  • Informatie op de website
  • Thema-avonden en babbbelochtenden per maand

2.9 KindKans

PPO Rotterdam werkt met een systeem voor gegevensoverdracht genaamd Kindkans. Kindkans is een webapplicatie, een systeem dat de administratieve processen rond de ondersteuning van kinderen effectiever en veiliger maakt.

2.10 Kinddossier

De kinddossiers worden volledig digitaal opgeslagen binnen ParnasSys en ouders hebben altijd inzage. De uitslagen van de toetsen van IEP zijn bij het desbetreffende kind te vinden. Alle relevante notities per kind worden kort gemaakt, zodat er overzicht is over de ondersteuning die de school biedt.

3. Samenwerking

School werkt samen met verschillende ketenpartners. Elke instanties hebben hun eigen expertise. Indien het zorgniveau dit voorschrijft, zal school de hulpvraag van ouders of school in eerste instantie bij één van de ketenpartners neerleggen. De school kiest voor deze route, omdat de ketenpartners de school goed kennen en weten op welke wijze de school werkt.

Ze weten hoe het pedagogisch- en didactisch klimaat op een Montessori-school is en waar de kracht en de zwakte van de school ligt. Het uitgangspunt is om concrete hulpvragen te stellen en open te staan voor het vergroten van de leerkrachtvaardigheden om beter aan te sluiten op  de onderwijsbehoeften van het kind.

3.1 Passend Primair Onderwijs Rotterdam

Als een school onvoldoende resultaat boekt, wordt PPO Rotterdam ingeschakeld. PPO Rotterdam is het samenwerkingsverband (SWV) waar stichting BOOR bij aangesloten is. Elke school heeft vanuit PPO een schoolcontactpersoon en heeft meer expertise dan de school; een orthopedagoog of een psycholoog.

De schoolcontactpersoon heeft verplichtingen en verantwoordelijkheden:

  • De verbindende schakel tussen school en PPO met de intern begeleider.
  • Gerichte observaties uitvoeren en bespreken met leerkracht, ouders (en kind).
  • Uitvoeren pedagogisch didactisch onderzoek.
  • Bespreken van uitkomsten van onderzoek en toelichten benodigde interventies.
  • Ondersteuning bieden voor leerkrachten en ondersteuners.  
  • Waar nodig helpen bij het opstellen van hulpplannen.
  • Gesprekken met schoolmaatschappelijk werkster en brugfunctionaris.
  • Aanvragen van arrangementen voor het kind.
  • De poortwachtersfunctie dyslexieloket namens de Gemeente Rotterdam voor de vergoede zorg van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED)

3.2 Schoolmaatschappelijk werk

Schoolmaatschappelijk werk (SMW), verzorgt in samenspraak met de intern begeleider, de volgende zaken:

  • Begeleidingsgesprekken met ouders en/of kinderen.
  • Verwijzingen naar externe instanties, zoals Jeugdzorg, Stichting Mee, etc.

SMW is een externe partner van de school om tot een passende oplossing te komen voor een kind. Wanneer ouders een hulpvraag hebben die valt binnen de kaders van het SMW, zal de leerkracht een aanmeldingsformulier invullen en dit aan de intern begeleider geven. De interne begeleider draagt er zorg voor dat het contact met SMW gestart wordt en blijft de ontwikkelingen in het gestarte traject volgen. Wanneer vanuit de school SMW wenselijk wordt geacht, dan zal dat in een gesprek met ouders worden aangegeven.

3.3 Auris

Als logopedie voor taal/spraakproblemen niet het gewenste effect heeft, kan de intern begeleider of de logopedist ouders verwijzen naar Auris. Als een leerkracht een hulpvraag heeft gericht op taalproblematiek, kan de intern begeleider het kind aanmelden bij Auris. Auris is een organisatie speciaal voor mensen met problemen met horen, spreken en taal. Auris onderzoekt, behandelt, ondersteunt en geeft onderwijs. Passend bij wat nodig is en voor elke leeftijd. Auris biedt consultatie, advies, onderzoek en begeleiding.

3.4 Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Via de schoolverpleegkundige kunnen kinderen aangemeld worden voor een oproep bij het CJG. Dit contact verloopt via de intern begeleider. Ouders zullen dan worden uitgenodigd om met hun kind langs te gaan.

uitgenodigd om met hun kind langs te gaan.

3.5 Wijkteam

Vanaf 2015 heeft Rotterdam wijkteams. Via SMW kan het wijkteam worden ingeschakeld voor ondersteuning thuis.

3.6 Koers Voortgezet Onderwijs (VO)

De intern begeleider verzorgt samen met de leerkracht van groep 7 het traject voor kinderen die in aanmerking komen voor Zorgleerling in Beeld (Z.I.B.) van Koers VO. Naar aanleiding van de toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem van eind groep 7 worden kinderen – die binnen de criteria van Z.I.B. vallen – aangemeld. De leerkracht voert gesprekken met ouders. De leerkracht levert alle gegevens over de leerachterstanden en de sociaal-emotionele gegevens aan via Onderwijs Transparant. De uitslagen en adviezen worden met de intern begeleider besproken. Ouders en kind maken samen een schoolkeuze, vervolgens melden ouders hun kind tijdig aan op een VO-school. De leerkracht van groep 8 vult voor elke individueel kind de gegevens in, in Onderwijs Transparant. Vervolgens volgt er een  overdracht met de VO-school.

3.7 Veilig Thuis Regio Rijnmond (RR)

De school werkt volgens de landelijke Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Dit betekent dat, bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling, de school zorgvuldige afwegingen maakt over de te zetten stappen.

Stap 1In kaart brengen van de signalen. De signalen worden zo concreet en duidelijk mogelijk vastgelegd binnen Parnassys.
Stap 2Collegiale consultatie en zo nodig raadplegen van Veilig Thuis RR. De signalen worden geduid en besproken met een deskundige collega (SMW/ wijkteam). Indien nodig wordt anoniem advies gevraag bij Veilig Thuis RR.
Stap 3Gesprek met ouders Binnen een OZO worden de zorgsignalen besproken met ouders
Stap 4Inschatting De intern begeleider of schoolmaatschappelijk werker bepaalt op basis van de signalen, het advies van VTRR, het gesprek met de ouders, de ernst van de situatie en wat de volgende stap is.
Stap 5Beslissen: help organiseren of melden De intern begeleider of schoolmaatschappelijk werker organiseert zelf hulp of doet een melding bij VTRR. VTRR bepaalt de ernst van de situatie. VTRR wijst een contactpersoon aan.

3.8 SISA

SISA-signaal wordt afgegeven door de intern begeleider. SMW kan ook een SISA-signaal afgeven. SISA is een computersysteem waarin professionals kunnen signaleren dat zij betrokken zijn bij een kind/jongere van 0 tot 23 jaar. Op deze manier kunnen professionals met elkaar afstemmen met het doel om de best mogelijke ondersteuning te bieden. In SISA staat geen inhoud en geen dossier. Een professional signaleert alleen wie er betrokken is. Wij informeren ouders als wij een signaal afgeven.

Vanaf 2015 heeft Rotterdam wijkteams. Via SMW kan het wijkteam worden ingeschakeld voor ondersteuning thuis.